Soms houden de ministers geld over. Ze vinden het leuk om te bedenken wat ze daarmee kunnen doen. De ministers kunnen het bijvoorbeeld sparen. Of ze laten een nieuwe spoorlijn of iets anders bouwen. Of ze geven arme mensen een beetje extra geld. Zo kunnen ze nog veel meer dingen bedenken.
Het is jammer, maar meestal is er te weinig geld. De ministers moeten dan bezuinigen. Samen vergaderen ze over het probleem. Ze beslissen wie minder geld krijgt en welke plannen niet door gaan.
De ministers kunnen bijvoorbeeld besluiten dat er minder nieuwe wegen worden aangelegd. Of dat ambtenaren minder salaris krijgen. Of dat het leger minder geld krijgt. Of dat scholen minder geld krijgen. Natuurlijk kunnen ze ook iets anders bedenken.
Ze kunnen ook besluiten dat iedereen meer belasting moet betalen. Ze kunnen een pakje shag duurder maken. Of autorijden gaat meer kosten. Of het reizen met de trein wordt duurder. Of ze besluiten medicijnen duurder te maken. Ze vinden het moeilijk hierover te beslissen.